Onzinnige oorlog!
Het is ongeveer 3 decennia geleden. Ik groeide op in de kern van ons dorp, op de Dorpstraat. Tegenover ons stond het tankstation van Caris, naast ons lag de Codi van Trees en even verderop het speelgoedwinkeltje van To. Ik denk dat ik een jaar of tien was én ik zat volgens mij in de vierde klas van de Mariaschool. Deze school lag pal naast het klooster, het tegenwoordige Hotel de Abdij. In die tijd bezat Horn nog twee basisscholen. De Mariaschool én De Wieken, waar nu de huidige basisschool gelegen is. De Wieken, dat was de andere kant van ons kleine dorpje. Maar zo zag ik dan in die tijd niet. Het was niet een klein dorpje, maar het dorp was in mijn ogen verdeeld. Althans zo zag ik dat, mede vormgegeven door mijn bevelhebber, mijn predikant, mijn broer die vol overgave het Sjoerdisme verkondigde. Een paar jaar later, toen mijn broer eindelijk op stap mocht, veranderde dat Sjoerdisme in ‘Sjoerd-is-lam’, maar dat is weer een heel ander verhaal.
Nee, de Dalbewoners en die van ’t Ven, dat waren onze vijanden, volgens hem! Niet omdat daar vervelende mensen woonden, maar alleen omdat wij dat beeld spannend vonden. In die tijd bestond namelijk nog geen X-Box met een spel als Halo of iets dergelijks. Nee, wij verzonnen onze eigen oorlog! Dit werd nog extra kracht bijgezet doordat ze tussen ons huis en dat van Huyben waren gestart met de bouw van nieuwe flats. Deze bouwplaats werkte als koren op onze molen. Als de bouwvakkers om ongeveer 16 uur de bouwplaats verlieten, klommen wij stiekem over de , twee meter hoge, bouwhekken. Struinend door de galerijen, zagen we een ideaal kasteel. Een oorlogsveste die zijn weerga niet kende. Zo verstreken weken en elk half uur na het eten, wat destijds nog een eeuwigheid duurde, en elke vrije woensdagmiddag gebruikten we om onze legerbasis klaar te maken voor ‘the Battle of all Battles’. We maakten van regenbuizen diverse modderbazooka’s, groeven verschillende vallen in het veld en liepen naar Sjeng van Caris om verleidelijk lief om enkele elektrabuizen te vragen. Hiervan maakte we het wapen der wapens, onze eigen Kalasjnikov; Het blaasgeweer. Met de ijzerzaag die we gejat hadden uit mijn vaders loods, zaagden we de buis op een meter door. De loop schuurden we zorgzaam met het fijnste schuurpapier en met een rol duct tape plakten we het korter stukje buis bovenop deze loop om ook een professioneel vizier te krijgen. We waren bijna klaar voor de strijd, de oorlog der oorlogen. Wij tegen de rest! Alleen nog voldoende munitie. Al snel kwamen we erachter dat we nog een paar weken moesten wachten. Want dan bloeide de sneeuwbes, ook wel klapbes genoemd. Deze witte besjes pasten perfect in ons nieuw gemaakt wapen. Het zelfvertrouwen groeide, totdat we erachter kwamen dat met besjes schieten eigenlijk net zoiets is als met een paintball geweer de Gazastrook inlopen. Het was niet treffend genoeg! Dus plan B was vereist en mijn broer ‘leende’ bij Opa, die veelal boven op de bank lag te slapen, de leesmap. Hij scheurde de pagina’s één voor één uit de Neue Revue en rolde als een ware professional, het ene na het andere indrukwekkende pijltje. Als je deze dan met de blaaspijp wegblies……wauw. Dat was de sleutel, dit was de winnende greep. Echter er was één smet! Een vertragende factor…IK!
Ik kon daar niets van. Die pijlen die ik rolde waren veel te groot, die pasten nooit en als ik dan blies, dan blies ik eerder mezelf op dan dat die pijl met volle vaart richting de vijand bewoog. Als ik daar zo aan terugdenk, dan heeft het maar een haar gescheeld of ik was de eerste échte zelfmoordterrorist óóit geworden. Gelukkig hielpen mijn broer, Hansje Caris, Hansje Janssen en Maurice Strijbos mij met het vouwen van onze munitie. Na een paar weken waren we zover. Ons strijdtoneel was voorbereid, munitie aangelegd en we nodigden onze vijand uit voor de ‘Slag van de Daalakker’! Aan onze lokroep werd dankbaar gehoor gegeven.. op een zaterdagochtend, ergens in de nazomer, kwamen onze leeftijdgenoten in grote getalen vanuit de andere kant van het dorp. De oorlog begon! Modder, pijltjes, besjes, uiteindelijk zelfs lege beugelflessen vlogen de hele zaterdag door de lucht en we waanden ons echt, maar dan ook écht in een serieuze, heilige strijd! Dit ging uren door en de met haat gezaaide gezichtjes renden over het veld tussen de Dorpstraat en de Daalakker. Maar toen ineens, alsof een engel uit de hemel neerdaalde, stopte de waanzin! Een met een hoofddoek geklede vrouw zette haar handen tegen de zijkant van haar mondhoeken en schreeuwde met een stevige stem; “Jongens, nu is het goed geweest, ophouden met deze onzin”. Ik keek dit keer goed en zag dat die vrouw met die hoofddoek mijn oma met een regenkapje bleek te zijn. Ze riep luidkeels erachter aan: “Hup snotterjongens, jullie terug naar huis en Sjoerd en Siets, het is tijd om even lekker te weken in bad.”
Alsof we wakker werden uit een droom en met beide voeten op de grond waren gezet. We groetten iedereen goedendag en gehoorzaamden als makke lammetjes mijn Oma. Sinds die tijd zijn veel mensen uit het Dal of het Ven vrienden van me geworden, heb ik er zelfs gewoond en heb ik ingezien dat zij net zo zeer in dit mooie dorp horen dan mijn broer en ik. Ik hoop dan ook dat jullie dit verhaal willen delen en wie weet komt het ooit onder ogen van bijvoorbeeld Ali, Achmed , Jitse of Geert. Oorlog is iets dat je in je hoofd prent, ontstaat door een idiote ideologie en brengt je uiteindelijk niets. En om de gelovigen ervan te overtuigen hoe onzinnig hun strijd is, stel ik voor dat zij, al is het maar voor één dag, de skud raketten, Kalasjnikovs en Uzi’s inruilen voor opgerolde tijdschrift blaadjes en enkele meters elektrabuis.
Wedden dat je er dan naar verlangt dat je Oma je roept omdat je in bad moet!
Nee, de Dalbewoners en die van ’t Ven, dat waren onze vijanden, volgens hem! Niet omdat daar vervelende mensen woonden, maar alleen omdat wij dat beeld spannend vonden. In die tijd bestond namelijk nog geen X-Box met een spel als Halo of iets dergelijks. Nee, wij verzonnen onze eigen oorlog! Dit werd nog extra kracht bijgezet doordat ze tussen ons huis en dat van Huyben waren gestart met de bouw van nieuwe flats. Deze bouwplaats werkte als koren op onze molen. Als de bouwvakkers om ongeveer 16 uur de bouwplaats verlieten, klommen wij stiekem over de , twee meter hoge, bouwhekken. Struinend door de galerijen, zagen we een ideaal kasteel. Een oorlogsveste die zijn weerga niet kende. Zo verstreken weken en elk half uur na het eten, wat destijds nog een eeuwigheid duurde, en elke vrije woensdagmiddag gebruikten we om onze legerbasis klaar te maken voor ‘the Battle of all Battles’. We maakten van regenbuizen diverse modderbazooka’s, groeven verschillende vallen in het veld en liepen naar Sjeng van Caris om verleidelijk lief om enkele elektrabuizen te vragen. Hiervan maakte we het wapen der wapens, onze eigen Kalasjnikov; Het blaasgeweer. Met de ijzerzaag die we gejat hadden uit mijn vaders loods, zaagden we de buis op een meter door. De loop schuurden we zorgzaam met het fijnste schuurpapier en met een rol duct tape plakten we het korter stukje buis bovenop deze loop om ook een professioneel vizier te krijgen. We waren bijna klaar voor de strijd, de oorlog der oorlogen. Wij tegen de rest! Alleen nog voldoende munitie. Al snel kwamen we erachter dat we nog een paar weken moesten wachten. Want dan bloeide de sneeuwbes, ook wel klapbes genoemd. Deze witte besjes pasten perfect in ons nieuw gemaakt wapen. Het zelfvertrouwen groeide, totdat we erachter kwamen dat met besjes schieten eigenlijk net zoiets is als met een paintball geweer de Gazastrook inlopen. Het was niet treffend genoeg! Dus plan B was vereist en mijn broer ‘leende’ bij Opa, die veelal boven op de bank lag te slapen, de leesmap. Hij scheurde de pagina’s één voor één uit de Neue Revue en rolde als een ware professional, het ene na het andere indrukwekkende pijltje. Als je deze dan met de blaaspijp wegblies……wauw. Dat was de sleutel, dit was de winnende greep. Echter er was één smet! Een vertragende factor…IK!
Ik kon daar niets van. Die pijlen die ik rolde waren veel te groot, die pasten nooit en als ik dan blies, dan blies ik eerder mezelf op dan dat die pijl met volle vaart richting de vijand bewoog. Als ik daar zo aan terugdenk, dan heeft het maar een haar gescheeld of ik was de eerste échte zelfmoordterrorist óóit geworden. Gelukkig hielpen mijn broer, Hansje Caris, Hansje Janssen en Maurice Strijbos mij met het vouwen van onze munitie. Na een paar weken waren we zover. Ons strijdtoneel was voorbereid, munitie aangelegd en we nodigden onze vijand uit voor de ‘Slag van de Daalakker’! Aan onze lokroep werd dankbaar gehoor gegeven.. op een zaterdagochtend, ergens in de nazomer, kwamen onze leeftijdgenoten in grote getalen vanuit de andere kant van het dorp. De oorlog begon! Modder, pijltjes, besjes, uiteindelijk zelfs lege beugelflessen vlogen de hele zaterdag door de lucht en we waanden ons echt, maar dan ook écht in een serieuze, heilige strijd! Dit ging uren door en de met haat gezaaide gezichtjes renden over het veld tussen de Dorpstraat en de Daalakker. Maar toen ineens, alsof een engel uit de hemel neerdaalde, stopte de waanzin! Een met een hoofddoek geklede vrouw zette haar handen tegen de zijkant van haar mondhoeken en schreeuwde met een stevige stem; “Jongens, nu is het goed geweest, ophouden met deze onzin”. Ik keek dit keer goed en zag dat die vrouw met die hoofddoek mijn oma met een regenkapje bleek te zijn. Ze riep luidkeels erachter aan: “Hup snotterjongens, jullie terug naar huis en Sjoerd en Siets, het is tijd om even lekker te weken in bad.”
Alsof we wakker werden uit een droom en met beide voeten op de grond waren gezet. We groetten iedereen goedendag en gehoorzaamden als makke lammetjes mijn Oma. Sinds die tijd zijn veel mensen uit het Dal of het Ven vrienden van me geworden, heb ik er zelfs gewoond en heb ik ingezien dat zij net zo zeer in dit mooie dorp horen dan mijn broer en ik. Ik hoop dan ook dat jullie dit verhaal willen delen en wie weet komt het ooit onder ogen van bijvoorbeeld Ali, Achmed , Jitse of Geert. Oorlog is iets dat je in je hoofd prent, ontstaat door een idiote ideologie en brengt je uiteindelijk niets. En om de gelovigen ervan te overtuigen hoe onzinnig hun strijd is, stel ik voor dat zij, al is het maar voor één dag, de skud raketten, Kalasjnikovs en Uzi’s inruilen voor opgerolde tijdschrift blaadjes en enkele meters elektrabuis.
Wedden dat je er dan naar verlangt dat je Oma je roept omdat je in bad moet!