De telefoon!
De houtkachel gloeit al uren op hoge temperaturen, de regen dendert tegen de glas in lood ramen én de wind vindt zich piepend een weg door de talloze kieren van de kozijnen. In de achterkamer klinken de klanken van een tikkende langspeelplaat met muziek van Harry Belafonte. Twee rookstoelen en een Perzisch kleedje maken de kamer tot een karakteristiek en traditioneel geheel. Zelfs het glaasje gevuld met een tiental sigaretten typeert de ruimte tot een gastvrije serre. Het is zaterdagavond en daarmee is het écht weekend. Werk begint pas maandag weer!
Dan wordt er geklopt op de achterdeur en de vader des huizes staat op van zijn, met papieren vol gelegde bureau. Hij loopt naar de hal om te kijken wie er binnenstapt. Het blijkt de zoon van de Familie Huijskens te zijn, die vriendelijk vraagt of hij even mag telefoneren. ‘Natuurlijk’, antwoordt de man des huizes en hij begeleidt de jongen naar de ijskoude gang bij de voordeur. Hij neemt de hoorn van de bakelieten telefoon, die aan de muur hangt, en geeft hem aan de tiener. “Naar wie ga je bellen?”, vraagt de man met een zachte stem. “Naar mijn vriendin uit Meijel”, antwoordt de wat verlegen jongen. “Prima, leg straks dan maar even 5 cent in het bakje, dan laat ik je even alleen”. Na tien minuten keert de tiener terug en wil de heer gaan bedanken. Hij loopt de achterkamer in waar de statige meneer zijn laatste woorden met een vulpen op papier zet. De tiener zegt beleefd. “Meneer, dank u wel dat ik van uw telefoongebruik mocht maken. Jullie zijn de enige familie in de straat die een telefoon bezitten! Ben ik blij dat ik bij u in de straat woon”. De man glimlacht en nodigt de vriendelijke tiener zachtaardig uit om nog even plaats te nemen. “Lust je nog iets te drinken, jongen?” De enigszins verlegen jongeman twijfelt, maar vraagt toch om een glaasje Exota.
De twee, relatief onbekende persoonlijkheden, praten bijna een uur geanimeerd over de liefde, opleiding en de waarden in het leven. Alsof er geen enkele reden voor haast is. Uiteindelijk geeft de jongeman aan dat hij moet gaan, want zijn ouders verwachten hem thuis. Hij staat op en trekt zijn jas aan. De oudere man staat op en vraagt de jongen nog om een laatste gunst, terwijl hij sloffend naar zijn bureau loopt. “Zou jij je 5 cent terug willen verdienen?”, vraagt hij met een glimlach. De lach werkt aanstekelijk en de jongen antwoordt licht euforisch: “Natuurlijk meneer, wat moet ik er voor doen?”. De man pakt zijn, net van de vulpen gedroogde brief en vouwt hem in een envelop. Hij trekt een lade open en haalt een mooie postzegel, met de statige afbeelding van Koningin Juliana erop, tussen de rommel uit. Hij likt eraan en plakt het kaarsrecht in de rechterbovenhoek.
“Zou jij deze voor mij in de brievenbus willen deponeren?” vraagt de heer des Huizes. De jongen knikt en schudt de hand van de meneer. In de ferme handdruk voelt hij iets kouds en op het moment dat de handen elkaar verlaten, voelt de jongen dat hij een muntje in handen heeft. De man knijpt zijn hand dicht, knipoogt én maakt voor de jongen een vuist. “Ga nou maar en als je nog eens je vriendinnetje wil bellen, ben je altijd welkom’.
De jongen trekt zijn capuchon over zijn hoofd en loopt de regen in. Een paar meter verder opent hij zijn hand en ziet een muntstuk dat glimt in het maanlicht. Het is niet de 5 cent die hij voor het telefoontje had betaald. Nee, hij heeft een hele gulden van de goede man gekregen. De jongen kan zijn geluk niet op en rent door de regen naar huis, maar niet voordat hij de brief netjes naar de postbus had gebracht.
Tegenwoordig heeft vrijwel elke sterveling, naast zijn dierbare werkende iPhone, wel drie kapotte telefoons in de la liggen. In veel gevallen breekt zelfs paniek uit wanneer je de deur achter je dicht trekt en je komt er in de bus, auto of trein achter dat je je telefoon thuis hebt laten liggen. Of als je halverwege de terugreis ziet dat je nog maar 6% batterij over hebt.
Soms vraag ik me dan ook af, of we er met zijn allen in al die jaren wel écht op vooruit zijn gegaan!
Dan wordt er geklopt op de achterdeur en de vader des huizes staat op van zijn, met papieren vol gelegde bureau. Hij loopt naar de hal om te kijken wie er binnenstapt. Het blijkt de zoon van de Familie Huijskens te zijn, die vriendelijk vraagt of hij even mag telefoneren. ‘Natuurlijk’, antwoordt de man des huizes en hij begeleidt de jongen naar de ijskoude gang bij de voordeur. Hij neemt de hoorn van de bakelieten telefoon, die aan de muur hangt, en geeft hem aan de tiener. “Naar wie ga je bellen?”, vraagt de man met een zachte stem. “Naar mijn vriendin uit Meijel”, antwoordt de wat verlegen jongen. “Prima, leg straks dan maar even 5 cent in het bakje, dan laat ik je even alleen”. Na tien minuten keert de tiener terug en wil de heer gaan bedanken. Hij loopt de achterkamer in waar de statige meneer zijn laatste woorden met een vulpen op papier zet. De tiener zegt beleefd. “Meneer, dank u wel dat ik van uw telefoongebruik mocht maken. Jullie zijn de enige familie in de straat die een telefoon bezitten! Ben ik blij dat ik bij u in de straat woon”. De man glimlacht en nodigt de vriendelijke tiener zachtaardig uit om nog even plaats te nemen. “Lust je nog iets te drinken, jongen?” De enigszins verlegen jongeman twijfelt, maar vraagt toch om een glaasje Exota.
De twee, relatief onbekende persoonlijkheden, praten bijna een uur geanimeerd over de liefde, opleiding en de waarden in het leven. Alsof er geen enkele reden voor haast is. Uiteindelijk geeft de jongeman aan dat hij moet gaan, want zijn ouders verwachten hem thuis. Hij staat op en trekt zijn jas aan. De oudere man staat op en vraagt de jongen nog om een laatste gunst, terwijl hij sloffend naar zijn bureau loopt. “Zou jij je 5 cent terug willen verdienen?”, vraagt hij met een glimlach. De lach werkt aanstekelijk en de jongen antwoordt licht euforisch: “Natuurlijk meneer, wat moet ik er voor doen?”. De man pakt zijn, net van de vulpen gedroogde brief en vouwt hem in een envelop. Hij trekt een lade open en haalt een mooie postzegel, met de statige afbeelding van Koningin Juliana erop, tussen de rommel uit. Hij likt eraan en plakt het kaarsrecht in de rechterbovenhoek.
“Zou jij deze voor mij in de brievenbus willen deponeren?” vraagt de heer des Huizes. De jongen knikt en schudt de hand van de meneer. In de ferme handdruk voelt hij iets kouds en op het moment dat de handen elkaar verlaten, voelt de jongen dat hij een muntje in handen heeft. De man knijpt zijn hand dicht, knipoogt én maakt voor de jongen een vuist. “Ga nou maar en als je nog eens je vriendinnetje wil bellen, ben je altijd welkom’.
De jongen trekt zijn capuchon over zijn hoofd en loopt de regen in. Een paar meter verder opent hij zijn hand en ziet een muntstuk dat glimt in het maanlicht. Het is niet de 5 cent die hij voor het telefoontje had betaald. Nee, hij heeft een hele gulden van de goede man gekregen. De jongen kan zijn geluk niet op en rent door de regen naar huis, maar niet voordat hij de brief netjes naar de postbus had gebracht.
Tegenwoordig heeft vrijwel elke sterveling, naast zijn dierbare werkende iPhone, wel drie kapotte telefoons in de la liggen. In veel gevallen breekt zelfs paniek uit wanneer je de deur achter je dicht trekt en je komt er in de bus, auto of trein achter dat je je telefoon thuis hebt laten liggen. Of als je halverwege de terugreis ziet dat je nog maar 6% batterij over hebt.
Soms vraag ik me dan ook af, of we er met zijn allen in al die jaren wel écht op vooruit zijn gegaan!